1995: Ooggetuige

expo3.jpg

Expositie: Ooggetuige Beetsterzwaag

Data: 12 januari t/m 16 februari 1995
Titel: Schilderijen/Tekeningen
Inleiding: David Stroband

Toen Jan mij had uitgenodigd om zijn tentoonstelling te openen werd er door Mieke de Groot en Klaas Marks aan toegevoegd dat ze het liefst zagen dat het een persoonlijk praatje zou worden. Is dit wel nodig? Moet ik dan vertellen van welke voetbalclubs (Ajax met behendig (artistiek), sportief voetbal) Jan houdt of dat hij vroeger graag naar wielrennen keek, maar dat deze sport in zijn ogen aan verval onderhevig is geraakt. Dat Jan graag in de buitenlucht wandelt of in een licht huis woont met veel wit en blank hout?

Toch is de vraag niet eens zo gek. Ik ken Jan nu een aantal jaren en weet zeker dat, als dat al mogelijk is, er geen scheidslijn bestaat tussen de "persoon" en de "kunstenaar" Jan. Wanneer hij ergens vertrouwen in heeft of ergens liefde voor koestert is dit absoluut te noemen, wanneer iets hem tegenstaat of hem met wantrouwen vervult is er bijna geen weg terug. Als ik dit zo uitspreek met Jan op mijn netvlies klinkt me hetzelf paradoxaal in de oren. Kernwoorden die ik op Jan, dus als persoon en als kunstenaar, zou willen projecteren zijn namelijk: ruimte en openheid.
Enige zeer algemene persoonlijke uitspraken over de maker van de kunstwerken om ons heen heb ik nu wel gedaan. Het is nu aan mij om aannemelijk te maken dat de persoon Jan naadloos overgaat in de kunstenaar. Wanneer ik dit aannemelijk kan maken zou voor mij het bewijs geleverd zijn dat Jan, naar mijn eigen persoonlijke criteria, een goede kunstenaar is.
Na eerst de Sociale Academic doorlopen te hebben heeft Jan een aantal cursussen schilderen en tekenen aan de School voor Handenarbeid te Groningen gevolgd. In de loop van de tijd merkte hij dat het schilderen steeds belangrijker voor hem werd en dat hij niet meer afhankelijk wilde zijn van de cursusuren op de school. Een deel van zijn huis werd als atelier ingericht en hij ging elke dag een aantal uren schilderen of tekenen. Hij gaat er eigenlijk prat op geen professionele kunstopleiding gevolgd te hebben. Jan: "De waarheid moet ondervonden en niet onderwezen worden. Doordat ik problemen altijd zelf heb opgelost is mijn werk dicht bij mijzelf blijven staan. Wanneer ik een opleiding had gevolgd was de kans er geweest dat ik op een ander, verder afgelegen spoor was terecht gekomen".
Jan begint zijn werk altijd met de lijnvoering. Het grote formaat van zijn doeken geeft hem de fysieke mogelijkheid de lijnen vanuit, een in zijn ogen, bevrijdende armbeweging neer te zetten. De lijnvoering baseert hij op de vormen van het vrouwelijk naakt. Dit naakt heeft zich van een nog enigszins herkenbare vorm in zijn vroege werk via een harmonieus lijn en kleurenspel in de daarop volgende schilderijen ontwikkeld tot het meest recente werk waar ijle witte vormen, het bruine linnen en een minimale lijnvoering elkaar optimaal versterken.
Omdat het hem om de essentie van het vrouwelijk lichaam gaat is Jan steeds meer gaan abstraheren. Wanneer je zijn schilderijen van de afgelopen viereneenhalf jaar bekijkt valt er een duidelijke ontwikkelingslijn uit te destilleren. De enigszins geabstraheerde figuren op zijn vroegste schilderijen kwamen nog wat hulpeloos en plomp over. In hun naaktheid leken ze zich uit het doek te willen terugtrekken. De contourlijnen waren dik en uit de lijnvoering sprak bedachtzaamheid. In later werk voerde Jan de abstractie door: lijnen leken sneller neergezet te zijn en er was een veelvoud aan kleuren aan de kluwens lijnen toegevoegd. Ingetogenheid maakte plaats voor een meer onbekommerde expressie. Door elkaar krioelende lijnen werden afgewisseld met de kleuren wit, okergeel, blauw en Siena-rood. De verf werd dik opgebracht en liet soms druipsporen op het doek na. Deze werken markeerden de zoektocht van Jan naar een heldere compositie: een juist ritme van lijn en kleur. Werk vanaf 1992 toont een steeds hechtere compositie. Lijnen raken uit hun kluwen en krijgen een duidelijke plaats op het vlak, hun ritmering wordt steeds overtuigender. Het aantal kleuren wordt gereduceerd tot gemiddeld twee tot drie kleuren per doek en ze worden helderder. Jan mengt minder kleuren en werkt nu met een olieverf die gebaseerd is op zuivere pigmenten. In veel werken vindt nu een perfecte harmonic plaats tussen de over het doek dansende ronde lijnen, de heldere kleuren en de op veel plekken doorschijnende of opengelaten bruine kleur van het dock. De mooie "overzichts"expositie die Jan, na 7 jaar zeer gedegen beeldend onderzoek in zijn atelier, in September 1993 bij Galerie Waalkens in Finsterwolde had heeft in mijn ogen zijn uitwerking op Jan niet gemist. In zijn werk was te zien dat zijn durf en zelfvertrouwen groeiden. De kleur in het werk nam een steeds kleinere positie in, de lijnvoering werd steeds meer geminimaliseerd en het geschilderde wit en het bruin van het canvas nemen een vooraanstaande plaats in. De beeldmiddelen worden minimaler, de compositie hechter en overtuigender.

Om even op dat vrouwelijk lichaam terug te komen. De houding van een naakt is voor hem belangrijker dan bijvoorbeeld een gedetailleerde borstpartij of een nauwkeurig weergegeven gezicht. Het vrouwelijk naakt vormt pure schoonheid voor Jan en is de belangrijkste bron voor zijn werk. Hij ziet het vrouwelijke naakte lichaam als groots, maar ook als iets kwetsbaars. De kwetsbaarheid en openheid die het naakt zijn voor hem betekenen wil hij via zijn schilderijen verbeelden.
Ieder schilderij heeft volgens hem een deeltje van de waarheid in zich. Er is overigens niet een waarheid. Jan maakt veelal een serie schilderijen, zodat meerdere gezichtspunten op een houding van zijn naaktmodel gewaarborgd blijven.
Naast schilderijen zijn er op deze expositie ook recente tekeningen te zien. Met enkele lijnen of een enkele lijn in houtskool, met daarbij een enkel kleuraccent in pastelkrijt of enkele vormen uit voorbedrukt papier weer Jan een vertederend en kwetsbaar beeld op te roepen. Hij beschouwt zijn tekeningen als zelfstandig werk. Uit angst te bedachtzaam te worden maakt hij nooit schetsen voor zijn schilderijen.

Jan is iemand waarmee je rustig vier uur lang door een tentoonstelling kunt lopen. We hebben samen al verschillende expedities gemaakt in binnen- en buitenland. Bezoekjes aan Stichting De Pont in Tilburg en het nieuwe Groninger Museum van Alessandro Mendini hebben mij veel inzicht gegeven in persoon en kunstenaar Jan. De Stichting De Pont in Tilburg is een verzameling hedendaagse kunst die in een oud, prachtig verbouwd (de materialen steen, glas en staal hebben de overhand) fabriekscomplex wordt tentoongesteld: veel daglicht, veel ruimte en neutraliteit. Het Groninger Museum is een gesloten gebouw met relatief kleine ruimtes, totaal geen daglicht, alleen maar kunstlicht en een theatrale opstelling van de kunst. Beide collecties verschillen ook sterk van karakter: In de Pont is het werk vooral onderhuids, in het Groninger museum vooral oppervlak. Maar daar ga ik nu vender maar niet op in. Als je met Jan uit de Pont komt is het volop voorjaar en fluiten de vogeltjes. Na een bezoekje met hem aan het Groninger Museum pakken donkere wolken samen en ziet de wereld er volgens Jan een stuk somberder uit.

In het buitenland heb ik twee exposities met hem gezien, waarbij ik een relatie meende te zien tussen intentie of mentaliteit van de desbetreffende kunstenaars en Jan.
Ten eerste was dat de Matisse-tentoonstelling in het Centre Pompidou in Parijs: juni 1993. Matisse is een kunstenaar die naar een minimalisering van zijn beeldmiddelen streefde, tot hij een beperkt aantal lijnen en een aantal grote kleurvlakken overhield, waarmee hij een maximum aan zeggingskracht kon uitdrukken. Enkele uitspraken van Matisse vind ik betrekking hebben op Jan: Matisse: "Ik droom van een uitgebalanceerde kunst, zo mooi en geruststellend dat je erbij uitrust". of "een schilderij moet er uitzien of het zo geschilderd is" en volgens de Franse schilder moet het hele schilderij, dus alle elementen waaruit het bestaat, expressief zijn.

November j.l. heb ik met Jan de Yves Klein tentoonstellingen in Koln en Dusseldorf bekeken. Yves Klein was een Franse schilder die aan het einde van de jaren 50 en het begin van de jaren 60 grote doeken beschilderde met ultramarijn blauw (verf bestaand uit pure pigmenten). Doeken die dus alleen maar blauw waren. Met dit blauw (een kleur die associaties oproept met leegte, licht, lucht, vrijheid, ongebondenheid, zuiverheid, ondoordringbaarheid, onpeilbaarheid, ruimtelijkheid, onaantastbaarheid, oneindigheid en verbeelding, kortom: onstoffelijkheid, immaterialiteit) identificeerde Klein zich dusdanig dat je van een driehoeksrelatie Yves Klein - monochroom blauw - immaterialiteit kunt spreken. Klein probeerde met zekere middelen (monochroom blauw) immaterialiteit te verbeelden. Klein radicaliseerde zijn hang naar het immateriele zodanig dat hij aan de oevers van de Seine een "Zone van immateriele schilderkunstige gevoeligheid" overdroeg en een foto liet maken en in een eigengemaakte krant publiceerde van zijn eigen zweefduik van een muurtje in een klein achterafstraatje: Klein verenigde zich met het uitspansel, en maakte zelf deel uit van "immaterialiteit".

Misschien dat de verbanden met Jan nu een beetje zoek lijken te raken en de houding van Klein is ook te radicaal om heel rechtstreeks betrekking te hebben op Jan. Toch zie ik in de mentaliteit en houding van Klein wel enige overeenkomst met die van hem. Ook Jan streeft in zijn werk iets immaterieels na, hierop kom ik later in andere bewoordingen terug, en ook hij probeert dit op zeer consequence, gedisciplineerde en ook integere wijze te bereiken. Zijn compromisloze streven hiernaar roept ergens bij mij het beeld van Klein op. En in de loop van de tijd is het werk van Jan inderdaad meer lucide en ijler geworden.

Ik heb Jan en natuurlijk ook zijn vriendin Susan leren kennen via onze gezamenlijke passie voor film. Jan ziet films van bijvoorbeeld Andrej Tarkovski en Jean-Luc Godard als inspiratiebronnen voor zijn werk. Het brutaal mengen van beelden of het lang inzoemen op een naakte vrouw door Godard krijgt van Jan evenveel waardering als de mooie lichtval en de verstilde beeldtaal die de films van Tarkovski karakteriseren. De in de films van Tarkovski geventileerde ideeen over Leven en kunst spreken eveneens tot zijn verbeelding.
Ook is het documentaireportret van een boerenfamilie in Zeeuws-Vlaanderen ("Het is een schoone dag geweest" van Jos de Putter) en de daaruit sprekende liefde voor kleine dingen en gewoontes van waarde voor hem.

Ik wil u twee uitspraken uit de auto-biografie van Tarkovski "De Verzegelde Tijd" voorlezen. Ten eerste is dit een uitspraak van de Russische schrijver Gogol:" Het beeld is bestemd om het leven zelf en niet denkbeelden of voorstellingen over het leven op te roepen. De tweede uitspraak is van Tarkovski zelf: "Het is onjuist om te zeggen dat een kunstenaar zijn thema zoekt. Het thema komt in hem tot rijping als een vrucht en vraagt steeds dringender om verbeelding. Het is als een bevalling, want de dichter kan nergens trots op zijn. Hij is de situatie niet meester, hij is dienaar. Creativiteit is voor hem de enige mogelijke bestaansvorm, en ieder kunstwerk is een daad waaraan hij zich niet kan onttrekken. Het gevoel voor de noodzakelijkheid van een reeks bepaalde handelingen en hun wetmatigheid doet zich pas gelden indien het geloof in het ideaal aanwezig is. Alleen geloof versterkt het systeem van de beelden, het systeem van het leven".

Heeft het werk van Jan nu kwaliteit? Typisch een vraag voor kunstcritici en ook kunsthistorici! Wat is kwaliteit? Is een kwalitatief goed werk vernieuwend oftewel origineel, heeft het een inhoudelijke zeggingskracht, getuigt het werk van vakmanschap? Wanneer je gaat antwoorden op dit soort vragen dreigt het benoemen en dit lukt je meestal, en zeker ook bij het werk van Jan, niet. Een persoonlijk kwaliteitsoordeel van mij zou kunnen zijn: goede kunst is materie die je naar het immateriele leidt. Jan is iemand die op zeer consequence wijze, het in zijn ogen goede tot zich nemend, het in zijn ogen nare radicaal uit de weg gaand en daarmee afstotend, "vrijheid", "openheid" en "ruimte" wil uitstralen. Het in zijn schilderijen tonen van het pure linnen, de transparante delen van de schilderijen waar het wit dun is opgebracht en de kleur wit op zich staan voor openheid en vrijheid. Het doek kan zo ademen, niets wordt verdoezeld. Hetzelfde geldt voor deze tentoonstelling waar het recente werk van Jan een perfecte eenheid vormt: het ademt en verdoezelt niets.

Ik hoop tenslotte dat u het niet ontgaan is dat ik "persoon" en "kunstenaar" Jan op een lijn heb gehouden. Naar mijn eigen kwaliteitscriteria was dit het bewijs dat Jan een goed kunstenaar is. Ik heb dit voor mezelf aannemelijk kunnen maken en hopelijk ook voor u, maar de beste manier om dit te onderkennen is door zijn werk rustig te gaan bekijken en wanneer het nu te druk is om dat te doen een keer op een (hopelijk zonnige) middag terug te komen.
De tentoonstelling is geopend!

David Stroband.